Omschrijving
Ook in deze tijd klinken buizenversterkers nog steeds fantastisch, misschien wel mooier dan ooit. Nu hebben we immers de beschikking over moderne materialen als ringkern uitgangstransformatoren, uiterst hoogwaardige weerstanden en condensatoren en vele soorten goed klinkend draad. Ook de moderne geluidsbronnen als de CD speler en de nieuwste hoogwaardige luidsprekers laten beter dan ooit horen hoe goed de buizenversterker weergeeft.
Dit boek van Menno van der Veen kijkt niet alleen theoretisch naar buizenversterkers, maar vooral ook naar de ontwerpfase waarin besluiten moeten worden genomen over de doelen en eisen van de versterker. Hoe hangen deze samen met subjectieve en objectieve criteria? Welke schakelingen klinken vooral prachtig en waarom doen ze dat? Stel dat je een versterker gaat ontwikkelen en in de handel wilt brengen, tegen welke problemen loop je dan aan? En wat te zeggen van het belang en de betekenis van metingen? Zeggen ze nu iets of zeggen ze niets? Dankzij de grote rekenkracht van de computer kunnen we tegenwoordig dieper meten dan ooit. Hoe pas je deze technieken toe bij buizenversterkers? Tot nu toe waren metingen over frequentiebereik en vermogen en vervorming voldoende om een beeld van de eigenschappen van een versterker te geven. Maar zijn zulke metingen voldoende of moeten we gaan meten zoals ons oor waarneemt, met echte muzieksignalen in plaats van meettoontjes? De auteur schetst een toekomst waarbij meten aan de versterker de eigenschappen van ons horen moet volgen om tot nieuwe inzichten te komen.
Dit boek is meer op de praktijk gericht dan op de theorie en heeft een beschouwend karakter, alsof de auteur van bovenaf naar de buizenversterker kijkt. Kenniselementen worden geïntegreerd en in een breed overzichtelijk kader geplaatst.